4.1 Methode

Voor de afscheiding van microplastics uit een waterige oplossing bestaan verschillende methodes [4]. Er is gebruik gemaakt van vloeistoffiltratie omdat deze methode in een vooronderzoek praktisch uitvoerbaar is gebleken. Dat is in dit onderzoek bevestigd. De methode is daarnaast eenvoudig en goedkoop.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee methodes om de afgifte van microplastics te kwantificeren: tellen en wegen. Beide methodes geven een indruk van de omvang, maar verschillen op detailniveau. Het tellen van het aantal microplastics kent beperkingen. Het is bij grote aantallen onnauwkeurig. Lange vezels kunnen dubbel geteld worden doordat ze door de mazen van het filter geweven zijn. Kleine deeltjes kunnen bij ophoping onzichtbaar zijn. Het aantal microplastics kan in zo’n geval alleen bij benadering bepaald worden. Het wegen van de hoeveelheid microplastics biedt dan oplossing. Het wegen van kleine aantallen microplastics is daarentegen niet mogelijk.

In dit onderzoek zijn op alle filters dusdanige hoeveelheden microplastics aangetroffen, dat ze het beste gewogen hadden kunnen worden. Niettemin is met het tellen van de aantallen microplastics in een deel van het onderzoek, wel degelijk een indicatie te geven van de mate waarin microplastics afgegeven worden bij het wassen van microvezelmaterialen.

Voorafgaand aan het onderzoek is de aanwezigheid van microplastics in kraanwater en in de lege wasmachine onderzocht. Tabel 3.1 laat zien dat de aangetroffen hoeveelheden relatief klein zijn en voor dit onderzoek geen rol spelen in de verdere bevindingen.

4.2 Afgifte van microplastics door wassen

Op alle filters zijn de aantallen en hoeveelheden microplastics die in dit onderzoek bij het wassen van microvezelmaterialen zijn gevonden, substantieel. Er zijn, voor zover bekend, geen eerdere onderzoeksresultaten gepubliceerd die dit bevestigen. De gevonden hoeveelheden microplastics bij het wassen van consumentenkleding zijn vergelijkbaar met eerdere gepubliceerde gegevens van onderzoeken met consumentenkleding [3,5]. In een eerdere studie zijn aantallen tussen 640.000 en 1.500.000 microplastics per kg synthetische kleding gerapporteerd [5]. Deze aantallen liggen in dezelfde orde van grootte als de aantallen die in dit onderzoek bij het wassen van microvezelmaterialen gevonden zijn. Het is daarom waarschijnlijk dat de gevonden microplastics bij het wassen van microvezelmaterialen een goede indicatie geven van de werkelijkheid.

Uit verschillende onderzoeken naar het vrijkomen van microplastics bij het wassen van kleding is bekend dat de meeste microplastics in de eerste wasbeurten vrijkomen en dat naar gelang kleding vaker gebruikt en gewassen wordt, de afgifte afneemt [1,2]. Dit onderzoek bevestigt de afname van de afgifte van microplastics bij het wassen van consumententextiel. Voor het wassen van microvezelmaterialen is de afname niet eenduidig vastgesteld. Er zijn aanwijzigingen dat de hoeveelheid microplastics afneemt bij het vaker wassen. Hierbij is het gebruik van de microvezelmaterialen buiten beschouwing gelaten. Echter, wanneer de microvezelmaterialen (al dan niet in de praktijk of in het laboratorium) eerder gebruikt en gewassen zijn, zijn de aantallen microplastics na vaker wassen minstens zo groot als die na de eerste wasbeurten.

Bij het wassen van nieuwe microvezelmoppen zijn meer microplastics vrijgekomen dan na het wassen van nieuwe microvezeldoeken. Dit zou verklaard kunnen worden door de grovere en lossere structuur van het breisel van de moppen in vergelijking tot de doeken. Bij nieuwe materialen is het aannemelijk dat het grotendeels restanten van de productie zijn. Na het vaker wassen en gebruiken van de materialen zijn de verschillen tussen microvezeldoeken en -moppen nagenoeg verdwenen.

De afgifte van microplastics van microvezeldoeken uit de praktijk is minder dan die van de in het laboratorium gesimuleerd gebruikte doeken. Het kunstmatige gebruiksproces heeft mogelijk geleid tot een versnelde slijtage waardoor er in de was meer vezels loslaten. Het type microvezeldoek speelt hier mogelijk ook een rol; de gesimuleerd gebruikte microvezeldoeken zijn gebreid, die uit de praktijk zijn non-woven.

Uit het adviesrapport van TNO [1] blijkt een aantal parameters een belangrijke rol te spelen bij de afgifte van microplastics. Materiaaleigenschappen en wascondities worden hier specifiek genoemd. In dit onderzoek zijn diverse aanwijzingen gevonden die dit kunnen bevestigen. Zo lijken het vezeltype en de weefselstructuur van invloed te zijn gezien de verschillen tussen gebreide microvezeldoeken en non-wovens. Ook de beladingsgraad van de trommel lijkt van belang te zijn. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er meer microplastics afgegeven worden in een minder volle trommel [2]. In dit onderzoek zijn er aanwijzingen die dat bevestigen. Welke rol deze factoren spelen, is op basis van dit onderzoek niet met zekerheid vast te stellen. Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig.